Wat is daar tegen te doen?
Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA
16 juni 2021

Stucwerk en houtskeletbouw: geen gelukkig huwelijk!

Of het nu de toenemende populariteit van bouwen met hout is of de toenemende onwetendheid bij consumenten is niet geheel duidelijk. Feit is dat zowel bij NOA als bij Afbouwkeur de laatste tijd vaker melding wordt gedaan van scheurend en loslatend stucwerk in houtskeletbouw. We vroegen een onafhankelijk technisch deskundige, een mortelproducent en een ervaren stukadoor met deze vorm van bouwen, of er iets tegen te doen is.  

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: zowel de ervaren stukadoor als de deskundigen zijn het er over eens dat er geen garantie gegeven kan worden dat stucwerk in houtskeletbouw niet scheurt. “Daar ligt een schone taak voor aannemers die dat wel beloven aan huizenkopers”, zegt NOA-lid Michel Broeren van Stukadoorsbedrijf Broeren van Osch. “Maar ook bij stukadoors zelf. Beloof nooit aan een klant dat stucwerk in houtskeletbouw niet scheurt, want dat kun je simpelweg niet beloven. Hout werkt nu eenmaal, ook als dat achter gipsplaten is weggewerkt.” 

Broeren krijgt bijval van Kars Geerken, technisch adviseur bij kalkmortelproducent Khalix. “Ik raadt het eigenlijk altijd af. Heel soms gaat het goed, maar veel vaker niet. Ik ken voorbeelden waar je zomaar een vinger tussen het lijstwerk kunt steken of waar ramen en deuren niet meer sluiten.” 

Hermen de Hek, technisch adviseur bij TBA, ziet het ook regelmatig fout gaan. “Er is bovendien geen specifieke richtlijn voor stukadoren op houtskeletbouwwanden of plafonds. Het grootste probleem is vocht. Bouwvocht en vocht uit stukadoorsgips wordt opgenomen door de ondergrond en dan met name de houten staanders van het skelet. Die zwellen dan op. Het probleem ontstaat pas zodra de bouw droogt. De houten staanders krimpen enorm, waardoor met name op de buitenhoeken in twee richtingen (krimp)spanning ontstaat. Hierdoor springen hoekprofielen los van de ondergrond. Een veel voorkomend probleem bij houtskeletbouw.”

Oplossing

Een oplossing heeft De Hek ook niet direct. “Als stukadoor kun je eigenlijk niet weten wanneer het onderliggende hout voldoende droog is.” Hij wijst er op dat houten bouwelementen steeds vaker “kant en klaar in de fabriek onder juiste omstandigheden gemaakt worden. Maar er zit een addertje onder het gras: hout is steeds vaker vers. En hoe verser het hout, hoe vochtiger het is.” Ook worden houten bouwdelen op de bouwplaats nog al eens blootgesteld aan de elementen. De Hek: “Om het vochtpercentage van het houten skelet te kunnen meten - waarbij het vochtpercentage van hout minder dan 15% moet zijn om te kunnen stucen - moet je eigenlijk door de gipsplaat heen. Maar als daar een dampremmend folie onder zit, maak je dat stuk. Best ingewikkeld dus.” 

Broeren neemt echt wel eens een klus aan in een houtskelet woning. “Maar ik zeg er altijd bij dat ik geen garantie kan geven. Je kunt je voorzorgsmaatregelen nemen. Er zijn speciale platen voor houtskeletbouw en ook speciale mortels. En met gaasband of glasvliesvezel is ook nog wel eens iets te repareren. Maar hout werkt nu eenmaal. Altijd. Dus vooral niets beloven en je klant altijd waarschuwen.” 

Geerken is het daarmee eens. Hij weet dat in eeuwenoude panden vroeger ook gestuct werd en dat in Duitsland houtskeletbouw nog veel meer voorkomt. “Maar vroeger golden andere eisen. Toen had je nog geen oppervlaktebeoordelingscriteria. En toen hoefde stucwerk ook niet zo strak en vlak als tegenwoordig. Met leem en speciale mortels kun je op heel veel ondergronden en zelfs op vakwerkhuizen prima een stuclaag aanbrengen, maar verwacht dan niet dezelfde vlakheidseisen als bij prefab nieuwbouw.”  

Verantwoordelijk

Een ander probleem is de extreem lage luchtvochtigheid van de afgelopen jaren, vaak tot ver onder de 40%. Ook dat leidt tot krimpscheuren en niet alleen in houtskeletbouw. De Hek: “Het maximale wat je als stukadoor kunt doen is het meten van de ondergrond constructie, zo diep mogelijk. En feitelijk behoort dat niet tot de verantwoordelijkheid van een stukadoor. Zijn verantwoordelijkheid beperkt zich tot de gipsplaten en niet wat daaronder zit.” 

Maar zelfs als de stukadoor de onderliggende houten constructie op het vochtgehalte meet en constateert dat het hout droog genoeg is, geeft dat geen enkele garantie dat er geen scheuren ontstaan. Want alleen al door het stucen neemt het hout weer vocht op, zet uit en krimpt daarna weer. 

Zowel De Hek, Broeren als Geerken adviseren daarom vooral heel duidelijk te zijn naar klanten: stucwerk in houtskeletbouw geeft een grote kans op scheuren. Om het risico te beperken kan ervoor worden gekozen om aanvullende vochtmetingen te doen; tot onder de gipsplaat afwerking tot in het houten skelet. Verder moeten de ondergrond en de omstandigheden op de bouwplaats volledig droog zijn. En dikke lagen zijn binnen ook niet aan te raden, alleen klasse A pleisteren. Hoe dikker, hoe groter de kans op spanning en scheuren. Dit betekent dat er ook dunnere hoekprofielen (tot maximaal 3 millimeter) gebruikt moeten worden. 

Het belangrijkste advies?

Broeren: “Niets beloven en altijd waarschuwen voor scheurvorming.”
De Hek: “Hout is krimp en zwelgevoelig. Dus nooit garantie geven.”
Geerken: “Eerlijk? Ik zou er niet aan beginnen.” 

ps. aan de genoemde adviezen kunnen geen rechten worden ontleend. Stucwerk en een houten constructie verdragen elkaar slecht. Garantie op een scheurloze muur is er niet.

Deel dit artikel: