Arno Visser, voorzitter van Koninklijke Bouwend Nederland
Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA
21 februari 2024

‘Overheid en bedrijven spreken niet dezelfde taal. Het is mijn missie om dat te veranderen’

Arno Visser (57) is bijna een jaar voorzitter van Koninklijke Bouwend Nederland. De afgelopen maanden heeft hij onder andere gebruikt om de sector beter te leren kennen. “Inmiddels voelt het als ‘thuis”, zegt hij aan het begin van het interview. Want hij ervaart eigenlijk niet zulke hele grote verschillen met zijn vorige baan als president van de Algemene Rekenkamer. “Grootste verrassing was hoe doordrongen werkelijk iedereen in de branche is van de noodzaak van verduurzaming.”

“Alle dingen waar ik nu mee bezig ben en waar Bouwend Nederland mee bezig is, zijn zaken die ik in een vorig leven ook ben tegengekomen. Bij de Rekenkamer hielden we ons bezig met woningbouw, infrastructuur, fiscaal beleid en Rijksvastgoed. In mijn tijd als Tweede Kamerlid had ik de portefeuilles onderwijs en arbeidsmarkt. En toen ik wethouder was ging het over vergunningen en toezicht of Publiek-private samenwerkingen (PPS). Mijn grootste opdracht in deze baan is opletten dat ik niet denk dat ik alles al weet, maar om scherp zijn en de juiste vragen te stellen.” Toch is er ook wel degelijk een belangrijk verschil tussen zijn rol als voorzitter van een grote branchevereniging en zijn eerdere werkzaamheden. En dat is dat hij voor het eerst “aan de andere kant van de tafel zit. En dan helpt het dat ik weet hoe de hazen lopen.” Visser heeft de eerste maanden van zijn voorzitterschap vooral gebruikt om met heel veel mensen te spreken. “De grootste verrassing van de afgelopen maanden was hoe doordrongen werkelijk iedereen in de branche is van de noodzaak van verduurzaming. 

Arno Visser, voorzitter van Koninklijke Bouwend Nederland
Arno Visser, voorzitter van Koninklijke Bouwend Nederland

Dat daar door helemaal niemand vraagtekens bij worden gezet wist ik niet.” Want als kenner van de Haagse mores weet Visser dat binnen de overheid vaak wordt gedacht ‘we moeten iets in het land en daar is wetgeving voor nodig’. “Daar had ik altijd al mijn vraagtekens bij, maar die zijn alleen maar groter geworden nu ik heb gezien en gehoord dat bedrijven bereid zijn om veel al uit zichzelf te doen. Ik zie allerlei initiatieven die mensen uit zichzelf nemen omdat ze zelf vinden dat ze genomen moeten worden. Bijvoorbeeld op het gebied van andere materialen, beter produceren en een andere manier van werken. Echter, niemand schreeuwt het van de daken. In Den Haag zou men daarom zo maar kunnen denken dat er in de bouw niets op het gebied van duurzaamheid gebeurt. En dan verzinnen ze nog meer regels en maatregelen.”

Gebrek aan uitvoering

Visser beseft dat hij voorzitter is van Bouwend Nederland op een moment dat die bouw voor enorme uitdagingen staat. Om heel veel verschillende redenen wordt er in Nederland niet gebouwd wat er wel gebouwd zou moeten worden. “Al voor ik aan deze baan begon zag ik dat dit allemaal niet komt door een gebrek aan beleid, maar door een gebrek aan uitvoering. Dat heb ik ook meer dan 100 keer geroepen, maar ik vond het tijd om dan zelf dichter op de werkelijkheid en de uitvoering te gaan zitten. En sinds ik bij Bouwend Nederland zit zijn de uitdagingen - onder andere door uitspraken van de Raad van State en economische factoren - alleen maar urgenter geworden. Het is mijn missie om aan overheden duidelijk te maken dat de oplossing niet in nog meer beleid en papier zit, maar in de uitvoering. Er zijn genoeg instrumenten en bevoegdheden om gebruik van te maken. Doe dat dan ook en hak knopen door!” “Iedereen weet dat we woningen moeten bouwen”, gaat Visser verder. “Provincies en gemeenten bouwen die niet zelf maar stellen wel de voorwoorden waardoor iets moeilijker of minder moeilijk wordt om te kunnen bouwen. Door alle eisen die zij stellen frustreren ze de marktwerking. Ze moeten een stap terug doen en veel minder reguleren. De overheid is in dit dossier niet de oplossing. Praten helpt ook niet meer. Uitvoering wel. Maar die omslag in denken kost tijd.” Het helpt volgens Visser ook niet dat er bij overheden in de afgelopen decennia heel veel goede mensen met specialistische kennis zijn vertrokken. "Tachtig procent van de gemeenten geeft niet uit wat ze op de plank hebben liggen voor onderhoud aan infra en voor het maken van bestemmingsplannen hebben ze de personele capaciteit niet.” En omdat veel gemeenten zelf het wiel uitvinden, moeten bouwbedrijven met een nieuw woningbouwconcept in al die gemeenten opnieuw vergunningen aanvragen. Steek de koppen nou eens bij elkaar en ga het doen!”

Gewone-mensentaal

Volgens Visser zijn de publieke en private sector in de laatste jaren steeds verder uit elkaar gegroeid. Hij ziet het als zijn taak om die werelden weer dichter bij elkaar te brengen. “Een woord kan in het openbaar bestuur een hele andere betekenis hebben dan in het bedrijfsleven. Neem nou ‘regie’. Iedere ondernemer denkt bij dat woord dat het betekent dat de minister bepaalt wat er in provincies en gemeenten gebeurt. In Den Haag betekent regie iets anders en daarom is het voor mij een rode vlag. Bij regie heeft een minister geen bevoegdheden, maar moet met  provincies en gemeenten nog meer worden overlegd en vergaderd. Ik constateer dat partijen die samen aan tafel zitten hetzelfde horen, maar iets compleet anders begrijpen of bedoelen. Ik wil ervoor zorgen dat we het weer over hetzelfde hebben. En dat betekent ook dat we weg moeten blijven van moeilijk jargon en meer in gewone-mensentaal moeten spreken. Zodat ook de mensen in de bouwkeet begrijpen waar we het over hebben.” En dat betekent volgens Visser ook dat hij geen woorden gebruikt die juist kunnen bevestigen wat je niet wilt. Uit zijn mond zul je dus niet horen dat de afbouw pas als laatste onderdeel in de bouwketen aan bod komt. “We bouwen in Nederland samen. Bouwend Nederland telt een klein aantal grote bedrijven en de rest bestaat uit mkb, familiebedrijven, net als de afbouw. Ik zie gelukkig steeds vaker dat afbouwbedrijven al voor de start van de bouw aan tafel zitten. Deze afbouwbedrijven hebben een ander specialisme dat net zo belangrijk is om iets moois te kunnen bouwen. En als je dat samen al aan het begin van het proces optimaliseert, wordt het hele bouwproces efficiënter en beter.”

Deel dit artikel: