Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA
09 juni 2020

TIO: probleemoplosser en aanjager van innovaties

Maar weinig NOA-leden weten van het bestaan van TIO, laat staan dat ze weten wat het overlegorgaan precies doet. We vroegen daarom enkele deelnemers van dit TIO-overleg wat TIO is, wat er wordt besproken en waarom dat van belang is.

Maar eerst een korte uitleg. TIO staat voor Techniek, Innovatie en Onderzoek. En bij het overlegorgaan schuiven NOA-(bestuurs)leden vanuit de verschillende hoofdsectoren aan. Maar ook het Technisch Bureau Afbouw (TBA) en verschillende leveranciers hebben een zetel. Regelmatig komen de leden bij elkaar (al is dat door corona al een tijd geleden) en dan worden allerhande technische problemen, oplossingen, voorvallen, trends en ontwikkelingen en veelvoorkomende schades besproken. Soms leidt dat tot aanpassingen of updates van bestaande richtlijnen of handboeken. En soms worden er zelfs compleet nieuwe richtlijnen opgesteld dankzij het voorwerk van TIO.

Marc Zandvliet heeft zitting in TIO namens de sector Plafond- & Wandmontage. “Het belang van TIO lijkt me evident”, zegt hij. “We bespreken er allerhande problemen en schades die door heel Nederland voorkomen. Soms aangedragen door TBA en soms door onze eigen achterban. En werkelijk alles komt voorbij: van scheuren, doorzakken, hechtingsproblematiek tot profielen, rot, gips dat loslaat en producten die niet voldoen. Een heel actueel probleem dat we nu bij de hand hebben (en waar we in afbouwzaken nummer 4 nog uitgebreid bij stil stonden, red) is krimpscheuren door de droge lucht. Dat is echt een nieuw en veelvoorkomend probleem dat de hele sector raakt. Maar er gaat echt heel veel over tafel. Binnen TIO worden de problemen vervolgens besproken en er wordt bepaald wie ermee aan de slag gaat en met welke partijen of leveranciers. Uiteindelijk volgt dan een gedegen schriftelijke analyse door TBA en soms dus een aanpassing van een richtlijn.”

Vinger aan de pols

Mark Legierse, namens de stukadoors aanwezig bij TIO-overleggen, neemt deel omdat “de techniek van stukadoren mij echt boeit. Ik ben bovendien dol op innovaties en technische uitdagingen. Wil er alles van weten. Ons vak kan echter ook niet zonder normen, een TBA en een TIO, willen we de vinger aan de pols houden. Veel vakbroeders staan er helemaal niet bij stil hoeveel er mis kan gaan en wat daar aan te doen is. Ik ben blij dat ik daar een rol in kan en mag vervullen”.

Jaring Roosma zit bij de TIO-vergaderingen namens de sector Natuursteen en is kritischer. “Eerlijk gezegd ben ik al een tijdje niet geweest. Vooral omdat natuursteen er naar mijn mening bekaaid vanaf komt. Maar ik heb besloten toch weer vaker aan te schuiven, want het is goed dat er zo’n overlegorgaan bestaat. Ik ijver al lange tijd voor het aanpassen van bijvoorbeeld hoofdstuk 35 van de Stabu, die is sterk verouderd. TIO is de aangewezen commissie om daar iets aan te doen. Maar soms duren dingen gewoon erg lang en dat frustreert wel eens. De reden dat ik ben aangeschoven is omdat er nog een steenhouwer ontbrak en ze mij vroegen.”

Cross-sectoraal

Serge Kornuyt, namens de vloerenbedrijven aanwezig bij het TIO-overleg, kraakt ook kritische noten. “Ik ben echt van de innovaties en techniek en het is prachtig dat er een dergelijk overleg is. Ook omdat er regelmatig fabrikanten en leveranciers aanschuiven. Daardoor heb je echt impact. Maar wat mij betreft gaat het net iets te vaak en te lang over problemen en over hoe we die achteraf kunnen oplossen. Ik zou liever zien dat we ook eens wat vaker vooruit kijken. Eerder trends zien en daarnaar handelen. Cross-sectoraal durven te denken en te doen in plaats van reageren op dingen die mis gegaan zijn. Dat heb ik tijdens vergaderingen ook nooit onder stoelen of banken gestoken overigens. Bovendien hoeft het elkaar niet uit te sluiten hè? En ook de problemen moeten worden aangepakt, want die stralen wel af op de sector.” Kornuyt is tevreden over hoe de verschillende sectoren aan bod komen tijdens TIO-overleggen. “Naar mijn mening is dat best eerlijk verdeeld. De agenda staat eigenlijk zelden van te voren vast en iedereen kan zijn zaken inbrengen. Zelf zou ik graag meer aandacht vestigen op duurzaamheid in de bouwproducten. Als vloerenman werk ik veel met bouwchemische producten en op al die emmers staan nog dode bomen en dode vissen afgebeeld. Daar zouden we als sector toch iets op moeten kunnen verzinnen? Het begint immers bij de vraag in de markt. Je kent vast die grap van dat konijn dat iedere dag aan de bakker vraagt of hij ook worteltjestaart verkoopt? Pas na 10 keer vragen denkt die bakker ‘misschien moet ik toch eens een worteltjestaart gaan bakken’. Zo’n aanjaag-rol kunnen we met TIO ook hebben.” Marc Zandvliet is het daar grondig mee eens: “Veel van wat er over tafel komt bij TIO is voor een techniek- en praktijkman als ik gewoon rete-interessant. Ik ben minder van de normen en de getallen, maar wanneer er innovaties of slimme oplossingen voorbij komen, veer ik meteen op.”

Lange adem

Hermen de Hek coördineert vanuit TBA alles voor de TIO: “Ik speel voor voorzitter, maar ben ook de budgetbewaker en zorg voor de uitvoering van besluiten. Daarbij word ik ondersteund door mijn collega Mickey, die ook de vergaderingen notuleert. De TIO is er om techniek en innovaties in onze sectoren op een hoger peil te brengen. Bij veel voorkomende problemen is het relatief eenvoudig om snel tot actie te komen, maar qua innovaties is TBA afhankelijk van de input die verwerkers leveren. Innovatieve ideeën kunnen bij TIO worden geopperd, en wij bespreken dan of we zoiets kunnen facilitereren om breder te vermarkten. Voorwaarde is dan wel dat het altijd de techniek voor de bedrijfstak moet verbeteren. TIO is geen promoclub, om het maar even zwart-wit te benoemen. En het klopt dat voor veel TIO-activiteiten een lange adem nodig is. Vanuit ons overleg hebben we vaak medewerking van meerdere partijen nodig. We doen vanuit de TIO nu bijvoorbeeld onderzoek naar het restvochtpercentage in anhydrietvloeren; wanneer kan er zo snel mogelijk doch probleemloos een tegelvloer of parket op worden gelegd? Zo’n traject duurt gewoon een jaar, alvorens we de eerste resultaten kunnen melden. En de herziening van het Handboek Droge Afbouw is een nog veel langduriger proces. Of het inventariseren van alle producten en systemen mét alle voor- en nadelen om te kunnen na-isoleren. Dat is zo’n klus dat naast alle dagelijkse werkzaamheden moet worden gedaan. Het is heel nuttig, maar omdat er geen noodtoestand is, schuift dat uitzoekwerk toch wel eens iets meer op de langere baan. Pas als de schadedruk hoog wordt - zoals nu bijvoorbeeld bij de scheurvorming door droge lucht, het probleem dat Marc al aanhaalde - zie ik dat er snel resultaat kan worden behaald. Maar ook dan denken we vanuit TIO voor de hele sector: wij kunnen wel snel een richtlijn aanpassen, maar ook alle fabrikanten moeten de tijd hebben om hun verwerkingsrichtlijnen daarop te herschrijven. Wat we in de TIO bedenken moet in de praktijk wel echt nut hebben, zeg maar. Daarom herzien we richtlijn 3.3 nu op een dusdanige wijze, met een drie fasen plan, dat de bouwsnelheid kan worden behouden. Op die manier blijft het voor opdrachtgevers aantrekkelijk om te blijven kiezen voor gipskarton en gipsvezelplaten én biedt de herziene richtlijn straks verwerkers een handvat om te wijzen op de noodzakelijke klimatologische omstandigheden waaronder de platen kunnen worden gemonteerd. Bij TIO zoeken we altijd naar een win-win-situatie.”

Deel dit artikel: