Maar liefst 39 deelnemers telde de derde achtereenvolgende Basiscursus Natuursteen die NOA in de afgelopen weken organiseerde. Wegens de verhuizing naar het nieuwe pand dit keer (nog) niet in onze eigen cursusruimte, maar in De Basiliek in Veenendaal. In krap vier uur loodste docent Corry Kussendrager alle deelnemers in een razend tempo door de wondere wereld van de vele natuursteensoorten.
Goed blijven opletten was het devies, want de hoeveelheid informatie die Corry Kussendrager op de deelnemers afvuurde was niet gering. Maar mede daardoor kon zelfs de minst ervaren cursist (uw verslaggever) aan het einde van de cursus met een redelijk gevolg een uitgebreide kennisquiz tot een goed einde brengen. En was iedereen een stuk wijzer dan voor deelname.
Corry begon de cursus bij het begin. Letterlijk. Want voor het ontstaan van de meeste natuursteensoorten moet je al snel miljoenen jaren terug. En wat in de volksmond al snel graniet heet, blijkt voor kenners vaak net iets anders te zijn. De petrologie (het onderzoeksgebied dat de samenstelling van gesteenten en de omstandigheden waaronder deze zijn ontstaan bestudeert) onderscheidt drie hoofdgroepen met daaronder een verscheidenheid aan subgroepen. Die hoofdgroepen zijn stollingsgesteenten, sediment (of afzettings) gesteenten en metamorfe gesteenten.
Stollingsgesteente is gesteente dat is ontstaan door stolling van magma (onder het aardoppervlak) of lava (boven het aardoppervlak). In het eerste geval spreekt men van dieptegesteente of magmatisch gesteente, in het laatste geval van uitvloeiingsgesteente of extrusief gesteente. Aan de hand van samples die in het klaslokaal van hand tot hand gingen, legde Corry uit dat onder andere graniet en larvikiet bij de dieptegesteenten horen en bijvoorbeeld basalt en diabaas bij de uitvloeiingsgesteenten. “Die laatsten stollen sneller dan de dieptegesteenten”, legde de docente uit. Ondertussen deed ze ook uit de doeken dat het kwartsgehalte in een steensoort de hardheid bepaalt: “Hoe hoger hoe harder en dus moeilijker te bewerken, te zagen of te polijsten. Bij zandstenen is dit weer een ander verhaal.”
Stollingsgesteenten zijn over het algemeen zo hard dat ze alleen uit de aardkorst te winnen zijn met behulp van dynamiet. Niet voor niets zitten er langs de randen van de enorme steenplaten in de magazijnen van natuursteenbedrijven vaak haarscheurtjes: veroorzaakt door de ontploffing toen het brok waar later platen van zijn gezaagd werd gewonnen.
Sedimentgesteente of afzettingsgesteente is gesteente dat ontstaat door afgezet sediment of organisch materiaal. In de verschillende subsoorten zoals kalksteen, tufsteen, zandsteen of kleisteen zijn dan ook vaak fossielen van schelpen, planten- en beestenresten te zien die zich er door de eeuwen heen in hebben verzameld. “En let dus op”, hield Corry haar gehoor voor: “Belgisch hardsteen valt onder sedimentgesteente, graniet niet.” En hoewel sommige gekleurde sediment-steensoorten - zoals de Rosso Verona of de Rojo Alicante - veel weg hebben van marmer, zijn ze dat niet. “Sowieso bestaat er geen rode of zwarte marmer en marmer is geen sedimentgesteente”, aldus de kenner. “Petrologisch gezien zijn het sedimentgesteenten, in de volksmond wordt marmer wel gebezigd. Marmer valt namelijk onder de derde hoofdgroep: metamorfe gesteenten.”
Het metamorfe gesteente is onder invloed van temperatuur, druk en tijd gerekristalliseerd of op een andere manier gemetamorfoseerd. Meestal gebeurt dit op grotere diepte in de aardkorst of mantel. “Het grote verschil met graniet is dat je in metamorfe stenen de structuur kunt zien”, liet Corry alle cursisten aan de hand van beeldmateriaal zien.
Terwijl de cursus vorderde en de oplettende deelnemers steeds dieper doordrongen in de verschillende hoofd- en subgroepen gesteenten, bewandelde de bevlogen docent regelmatig een zijpad. Zo legde ze uit hoe de microporeuze ruimte in een steensoort van invloed is op de vorstbestendigheid, hoe strooizout (maar ook veelgebruikte kalkreinigers) grote schade aan natuursteen kunnen aanbrengen en hoe er in de loop der tijd op kalksteen een calcin-huidje ontstaat. “Dat is een dun laagje calciet op het oppervlak van de steen, gevormd doordat kalk opgelost in het poriewater op dat oppervlak neerslaat. Dat mag er dan misschien wat minder mooi uitzien, het is wel een natuurlijke beschermlaag van een steen. Haal je dat laagje weg, dan zal de steen eerder verweren”, waarschuwde ze.
Na een onderbreking en een voedzame maaltijd ging de intensieve les verder. Corry behandelde nog verschillende toepassings- en verwerkingsmogelijkheden, beantwoordde vragen van deelnemers en eindigde de cursus met een kennisquiz over de opgedane stof. Ondanks het verwoede meeschrijven, maakte uw verslaggever geen enkele kans op het winnen van de slagroomtaart. Het is overduidelijk dat vakmensen die al bij een natuursteenbedrijf werken hier een kennisvoorsprong hebben. Al zeggen bijna alle deelnemers na afloop dat ze tijdens de cursus veel nieuwe kennis opgedaan hebben.