Mogelijkheden zware beroepenregeling uitgelegd
Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA

Zware beroepenregeling soms onduidelijk

Sinds 1 januari 2021 kunnen werknemers, die maximaal 3 jaar voor hun AOW-leeftijd zitten, gebruik maken van de zogenaamde zware beroepenregeling. Werknemers die hier gebruik van willen maken, kunnen dan een bedrag van maximaal bruto € 22.164,- per jaar ontvangen. Diverse werknemers die inmiddels een aanvraag hebben ingediend, kregen te horen dat zij geen of minder recht hadden op de regeling. Als reden daarvoor wordt dan aangegeven dat de werknemer nog recht heeft op de 55-regeling en dat deze hoger is dan de zware beroepenregeling. Dit roept voor werknemers én voor werkgevers de nodige vragen op. Hieronder zetten we uiteen hoe het nu in elkaar steekt.

55-regeling

Bij het afschaffen van de VUT- en Vroegpensioenregeling in 2005 (door de overheid en dus niet langer mogelijk bij wet) hebben CAO-partijen Afbouw (waaronder NOA) net als in vele andere bedrijfstakken een aparte regeling in het leven geroepen onder de naam 55-regeling. De bedoeling van die regeling was dat werknemers, die door het afschaffen van de VUT e.d. anders ineens 5 jaar langer zouden moeten werken (de VUT ging in principe vanaf 60 jaar in als de werknemer daar gebruik van maakte) toch eerder zouden kunnen stoppen met werken. Door een aanpassing te maken in het ouderdomspensioen, qua opbouw van rechten (dus meer pensioen opbouwen) werd fiscaal gezien een pensioengat gecreëerd, dat 15 jaar lang in de toekomst (tot en met 2020) mocht worden gerepareerd. Daarvoor is dus de 55-regeling in het leven geroepen. Met deze regeling werd een apart stuk pensioen opgebouwd waarmee de gemiddelde werknemer met een gemiddeld loon in de afbouw ongeveer 3,5 jaar eerder kon stoppen met werken. Per individuele werknemer kon dat dus nog wel variëren, maar voor velen gold dat ze dit echt zouden kunnen doen. Dit is ook door meerdere werknemers gedaan. 

55-bedrag op UPO

Het bedrag dat aan extra opgebouwd pensioen aan het reguliere opgebouwde pensioen bij pensionering zou worden toegevoegd, stond/staat apart op de UPO van werknemers verwerkt. Voor de 55-regeling werd sinds 2005 een extra premie betaald om de pot te vullen, zodat men eerder kon stoppen. Deze premie was verdeeld in 2/3 rekening werkgever, 1/3 rekening werknemer. Deze premie werd dus naast de reguliere pensioenpremie betaald. De extra premie hoefde vanwege gunstige ontwikkelingen van het op te bouwen extra kapitaal vanaf 2016 niet meer te worden geheven. Werknemers hebben dus een extra pot met pensioenpremie opgebouwd om feitelijk eerder te kunnen stoppen met werken, maar wat niet verplicht was (net zoals dat de VUT niet verplicht was). 

Vanaf 2021 heeft de overheid het mogelijk gemaakt om een zogenaamde zware beroepenregeling in het leven te roepen. Deze mag maximaal 3 jaar duren en de uitkering mag niet hoger zijn dan € 22.164,- (peil 2021) bruto per jaar. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de werkgever dit betaalt, zgt maar in de vorm van een alternatieve VUT-uitkering. Hoger mag niet, anders moet de werkgever een boete van 52% betalen. In de afbouw is dit geregeld via het O&O-fonds qua financiering. Echter is er bij het tot stand komen van de regeling rekening mee gehouden dat de werknemers in de leeftijdscategorie die er voor in aanmerking zouden kunnen komen, in belangrijke mate een flinke pot aan 55-rechten hebben opgebouwd. Die pot was dus al bedoeld voor het eerder kunnen stoppen met werken. Als we daar geen rekening mee zouden houden, zou dat betekenen dat iedere werknemer die er aan mee zou kunnen en willen doen standaard € 22.164,- aan uitkering krijgt en als hij dan zijn echte pensioenleeftijd bereikt en het ouderdomspensioen zou gaan betalen, daarnaast nog de extra pot aan 55- zou krijgen, omdat juridisch gezien dit ook onder de noemer ouderdomspensioen valt. Hoewel wij als werkgever graag goed voor onze mensen willen zorgen, kan het niet zo zijn dat de werkgever (de premie van het O&O-fonds is geheel voor werkgever) feitelijk nog een keer het vervroegd kunnen stoppen met werken geheel en al financiert en de werknemer dus na zijn pensioen bovenop zijn reguliere pensioen ook nog eens de extra pot geld (bedoeld om eerder te stoppen met werken) uitgekeerd krijgt. Omdat zoals gezegd veel werknemers in de doelgroep met een redelijk grote pot aan 55-rechten te maken hebben, betekent dit dat die een gerede kans lopen om slechts een gedeeltelijke uitkering vanuit de zware beroepenregeling te krijgen, of helemaal niets. Zij kunnen met hun 55-rechten al zelf eerder met (ouderdoms)pensioen door dat naar voren te halen. In de communicatie naar werknemers is in eerste instantie niet duidelijk gemaakt dat het geen gebruik maken van de zware beroepenregeling niet betekent dat ze niet eerder kunnen stoppen met werken. Namelijk door met behulp van hun 55-regeling het pensioen een stuk naar voren te halen. Dat kunnen ze gewoon doen via de pensioensimulator van bpfBOUW. APG heeft dit inmiddels ook in haar brieven opgenomen. Hieronder zullen we in een voorbeeldberekening het een en ander proberen te verduidelijken.

Voorbeeld:

De werknemer heeft volgens zijn UPO recht op een regulier ouderdomspensioen van: 
€ 14.000,- bruto (los van zijn 55- dus) en zonder AOW.
Daarnaast heeft de werknemer een bedrag aan 55-rechten opgebouwd van: € 9.000,- bruto. 
Totaal aan pensioen te ontvangen als hij tot 67 blijft werken: € 23.000,- bruto excl. AOW.

Als dus in 2005 niet de 55-regeling zou zijn bedacht om eerder te kunnen stoppen, dan had hij dus “maar” € 14.000,- bruto excl. AOW aan pensioen gehad. Bij het pensioen (dus ook bij de pot van de 55-) wordt er vanuit gegaan dat hij nog 18 jaar lang het bedrag aan pensioen per jaar moet krijgen. Als hij niet eerder zou stoppen met werken, zou hij dus een veel hoger pensioen krijgen (door de 55-pot) dan hij regulier zou hebben gehad. Door in de regeling van zware beroepen op te nemen dat hij zijn 55-rechten moet opnemen, willen we dus voorkomen dat werkgevers feitelijk 2 x eerder stoppen met werken betalen (zie hierboven) en de 55-regeling niet wordt gebruikt voor eerder stoppen. Voor deze werknemer geldt dan vervolgens het volgende:

De extra pot met geld voor de 55- bedraagt € 9.000,- bruto per jaar. Dit zou hij op basis van levensverwachting e.d. 18 jaar lang krijgen. Dus de totale pot over die 18 jaar aan extra pensioen is dan: 18 x € 9.000,- is € 162.000.- bruto. Omdat de eerder stoppenregeling zware beroepen maximaal 3 jaar loopt, wordt dit bedrag gedeeld door 3. Dat levert per jaar een bedrag op van € 54.000,-. Dat is dus hoger dan de € 21.200,- en betekent geen uitkering in het kader van de zware beroepenregeling. APG geeft dan aan dat men eerder kan stoppen door pensioen naar voren te halen. Zonder nadere uitleg zou de werknemer dan kunnen denken dat hij een stuk van zijn reguliere pensioen zou moeten opeten en daardoor na zijn AOW minder pensioen zou krijgen. Dat is bij deze werknemer niet het geval. Stel, de werknemer heeft een bruto jaarloon van ruim € 47.000,-. Als hij al zijn 55-rechten naar voren zou halen, zou dat al meer zijn dan dat salaris. Dat is in principe niet mogelijk. 

Pensioensimulator

Voor het berekenen van het naar voren halen van het pensioen moet de werknemer gebruik maken van de pensioensimulator van bpfBOUW. Daarin kan de werknemer door middel van schuiven met bedragen en/of de datum waarop hij eerder met pensioen zou willen gaan, zelf heel snel zien wat dit in de periode voor de AOW-datum en na de AOW-datum voor hem betekent (van bruto naar netto). 

Vervolg voorbeeld

Stel dat de werknemer in dit voorbeeld 3 jaar eerder wil stoppen met een pensioen van € 35.000,- bruto. Over een periode van 3 jaar gaat het dan om een totaalbedrag van € 105.000,- bruto. Zijn 55-rechten bedragen over een periode van 18 jaar zoals reeds aangegeven: € 162.000,-. Door het “opnemen” van totaal € 105.000,- verlaagt hij dit feitelijk tot een bedrag van € 162.000 - € 105.000,- is totaal € 57000,-. Als hij dit zou doen, zou hij na zijn AOW het reguliere pensioen van € 14.000,- + € 3.166,66 (resterende 55- rechten van € 57.000,-) is € 17.166,66 bruto per jaar krijgen excl. AOW. Dus ook dan krijgt hij nog steeds een overblijvend stukje 55-rechten uitgekeerd omdat hij dit niet heeft opgemaakt bij het eerder stoppen. Er wordt hem dus niets te kort gedaan en hij eet dus ook geen pensioen op van het bedrag dat hij zou hebben gekregen als de 55- nooit had bestaan. 

Of de werknemer ook daadwerkelijk eerder gaat stoppen is per definitie een keuze van de werknemer zelf. Echter door eerst gebruik te maken van de 55-regeling (waar de regeling voor bedoeld is) krijgt de werknemer dus geen cent minder pensioen dan hij zou hebben gekregen als de 55-regeling nooit zou zijn ingesteld. Als hij besluit om tot aan zijn AOW te blijven werken, krijgt hij dus wel (door het niet opnemen van de 55-rechten) een hoger ouderdomspensioen in totaal, maar is het misschien verstandig om de werknemer duidelijk te maken dat eerder stoppen toch ook echt voordelen kan hebben. Wachten op later is een optie en dan heeft de werknemer inderdaad iets meer pensioen. Maar…of de werknemer dan in minder goede gezondheid daar nog echt van kan genieten, is de vraag. 

Voor vragen kunt u altijd contact met het secretariaat opnemen.