Beoordelingsmethoden oppervlakken
Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA

Nieuwe TBA richtlijn 3.8 voor plafonds en wanden

Het Technisch Bureau Afbouw (TBA) heeft een nieuwe richtlijn opgesteld die meer duidelijkheid moet verschaffen over de beoordeling van oppervlakken van wanden en plafonds. Daarover bestond in de praktijk veel onduidelijkheid, wat tot discussies met opdrachtgevers leidde. Met richtlijn 3.8 hoopt TBA duidelijkheid te scheppen.

De richtlijn is bedoeld voor het beoordelen van stukadoorswerk, afgewerkte gipskarton- en gipsvezelplatenwanden en -plafonds, naadloze akoestische plafonds en gipsblokken- en cellenbetonwanden in een binnensituatie. Bij de beoordeling van het werk worden de kwaliteitseisen gehanteerd zoals die in Nederland en Europa zijn afgesproken. Verder wijst TBA er op dat de criteria zoals die zijn vastgelegd in de STABU Standaard hoofdstuk 40, Europese Norm stukadoorswerk binnen(NEN 13914-2), de STABU Standaard hoofdstuk 44, de oppervlaktebeoordelingscriteria voor wanden opgebouwd uit cellenbeton of gipsblokken, de oppervlaktebeoordeling voor metselwerk en kalkzandsteenblokken en de oppervlaktebeoordelingscriteria naadloze akoestische plafonds uit TBA-Richtlijn 3.7 leidend zijn en blijven.

Handwerk

Voorafgaand aan een beoordeling moeten partijen ervan doordrongen zijn dat het altijd om handwerk gaat. En dat betekent dus dat onregelmatigheden in oppervlakken altijd zullen blijven voorkomen. Alle opgemerkte onvlakheden zullen daarom getoetst moeten worden aan de criteria zoals TBA die ook al heeft vastgelegd in de TBA-Tabelkaart 2: ‘Oppervlaktebeoordelingscriteria stukadoorswerk binnen’. Bij de beoordeling is het niet toegestaan om te gaan zoeken naar onregelmatigheden of onvlakheden, want dan vind je immers altijd wel iets. TBA wijst er in de richtlijn op dat “in de basis geldt dat op een project een proefvlak is gemaakt en/of is overeengekomen, dan wel dat er een monster aanwezig is dat gebruikt kan worden als uitgangspunt bij de beoordeling van de kwaliteit van het geleverde werk. Indien er geen proefvlak is gemaakt dan is het uitgangspunt bij een beoordeling dat uitsluitend die oppervlakken worden geïnspecteerd waar de opdrachtgever specifiek bezwaar tegen maakt.” De afstand tot het oppervlak dat wordt beoordeeld moet altijd minstens een meter zijn.

Strijklicht

Strijklicht is licht dat bijna evenwijdig aan het oppervlak schijnt. Dat kan zonlicht zijn, vaak in de ochtend of namiddag als de zon laag aan de hemel schijnt, maar ook kunstlicht in de vorm van een zak- of bouwlamp die evenwijdig over het oppervlak wordt geschenen. In strijklicht valt iedere oneffenheid, hoe klein ook, op. Onvlakheden die zichtbaar zijn onder welke vorm van strijklicht dan ook kunnen daarom nooit worden afgekeurd. TBA richtlijn 3.8 schrijft voor dat “de visuele beoordeling van een oppervlak altijd plaats vindt bij gewoon daglicht of kunstlicht dat onder een hoek tussen de 60 en 90 graden op het oppervlak wordt gericht.”

Precisierei

Mocht tijdens de visuele beoordeling blijken dat een oppervlak niet geheel vlak is, dan moet dat gecontroleerd worden met een precisierei en een kaliberwig of meetklok. Die precisiereien moeten een lengte van 2000, 1000, 400 en 200 millimeter, in overeenstemming met de onderlinge meetafstand tussen de meetpunten van de toe te passen tabel in tabelkaart 2, hebben. De te meten onvlakheid moet binnen de zo kort mogelijke rei gemeten worden. Als een voegafwerking dus ongeveer 300 millimeter breed is, dan moet die worden gemeten met een rei van 400 millimeter en niet met een langere. En als onder een lange rei meerdere onvlakheden worden gemeten dan moeten die stuk voor stuk apart met een kortere rei worden na gemeten.

Hellende vlakken

Afhankelijk van de laatste trends en modes gebeurt het regelmatig dat voor- of achterover hellende oppervlakken gestuct worden. Daarvoor gelden geen aparte eisen. Wel wordt van een stukadoor verwacht dat deze hellende vlakken zo vlak mogelijk worden opgeleverd. Het is zaak om daarbij goed op de ondergrond te letten: als die niet vlak is opgeleverd is het voor een stukadoor ondoenlijk om met een gelijkmatig aangebrachte stuclaag het oppervlak alsnog vlak te krijgen. Een onregelmatige ondergrond kan een stukadoor niet worden aangerekend en is ook geen reden om het stucwerk af te keuren. Vanzelfsprekend is het verstandig om niet aan het werk te beginnen als de ondergrond niet aan de afspraken voldoet.

Te lood

Voor stucwerk dat waterpas of te lood moet worden opgeleverd, heeft TBA geen eisen of criteria vastgelegd. Als een opdrachtgever wil dat oppervlakken echt waterpas of loodrecht moeten worden gestuct dan zal dit voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden overeengekomen moeten zijn en bovendien schriftelijk vastgelegd.

Alleen wanden van gipsplaten, gipsblokken of cellenbeton mogen op loodrechtheid worden beoordeeld. En daarbij is een afwijking van 2 millimeter per meter toegestaan. Ook de hoeknauwkeurigheid bij zowel stukadoren en wanden van gipsblokken en cellenbeton mag worden beoordeeld volgens de tabellen in tabelkaart 2. Metingen moeten altijd met een zuivere schrijfhaak of met een winkelhaak worden gedaan. Bij gipsplatenwanden wordt de hoeknauwkeurigheid niet beoordeeld. Alleen de vlakheid gemeten vanaf de hoek, horizontaal richting het midden van het oppervlak, met een rei van 400 millimeter mag worden beoordeeld.

Met de nieuwe richtlijn hoopt TBA dat discussies over opgeleverd werk aan plafonds en wanden minder vaak voorkomen. Het advies is om van te voren duidelijke afspraken te maken over de kwaliteit van het werk en daarbij de groepen zoals die vermeld staan in tabelkaart 2 te specificeren. Het maakt immers nogal uit of de afwerking zoals die van afbouwers wordt gevraagd de eindafwerking is, of dat er bijvoorbeeld nog een behang over wordt aangebracht.