Even voorstellen
Alle afbouwbedrijven
aangesloten bij NOA

Naam: John Kerstens

John Kerstens (56) is getrouwd en woont in Arnhem. Hij heeft een dochter (18) en een zoon (9). Was in een ver verleden fanatiek wielrenner, maar houdt het nu bij af en toe mountainbiken en stevige wandelingen. Houdt van andere mensen helpen, lachen, de natuur én bordspelletjes.

Voor je aanstelling bij NOA was je bekend als Tweede Kamerlid en als voorzitter en cao-onderhandelaar van FNV Bouw; kun je in het kort nog iets meer over je loopbaan vertellen?

“Ik groeide op in het Brabantse dorpje Zegge en studeerde rechten in Tilburg, omdat ik al vroeg wist dat ik andere mensen wilde helpen. Na militaire dienst werd ik asieljurist, en vervolgens ben ik bij de FNV gaan werken. Eerst als jurist bij ontslagzaken, later als adviseur arbeidsvoorwaarden en daarna als vakbondsbestuurder. Vervolgens werd ik eerste onderhandelaar voor de Bouw-cao, kwam ik in het bondsbestuur en werd ik in 2009 voorzitter van FNV Bouw. We deden in Den Haag veel lobbywerk en zo kwam het dat in 2012 Hans Spekman me op een dag belde dat de PvdA me graag hoog op de lijst voor de Tweede Kamerverkiezingen wilde zetten. Dat was trouwens niet zomaar een dag, want ik zat op dat moment bij mijn vrouw in het ziekenhuis die van onze zoon ging bevallen. In september werd ik Tweede Kamerlid, kreeg de portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid en kwam toen opnieuw met NOA in aanraking, die samen met AFNL regelmatig langs kwam om duidelijk te maken dat er wel het een en ander anders moest. In 2017 was ik na de uitslag van de nieuwe verkiezingen werkloos, want de PvdA hield die ronde maar weinig zetels over en ik viel net buiten de boot. Een dag later werd ik echter al gebeld om voorzitter te worden van een arbeidsmarktfonds in de zorg. Toen Sharon Dijksma later vertrok, werd ik gebeld of ik terug wilde komen. Ik heb dus zowel vanuit de coalitie als oppositie gewerkt. Maar na twee rondes vond ik dat eigenlijk mooi geweest en wilde ik weer aan echte belangenbehartiging gaan doen. Ik zei ‘ja’ tegen het voorstel van de Koepel Gepensioneerden (de grootste seniorenorganisatie in ons land) om daar voorzitter te worden en kan dat nu prachtig combineren met mijn werk voor NOA.”

Na een omweg dan toch weer terug in de bouw?

“Een omweg wil ik het niet noemen, maar de bouwsector trekt me aan. Ik hou van het type mensen dat kiest voor de bouw. Daar zit veel passie in, bouwers zijn lekker recht voor zijn raap en tegelijk vaak veel te bescheiden.”

Aha, lekker directe vervolgvraag dan: Voelt het met jouw vakbondsverleden als overlopen naar de andere kant, om nu werkgevers- en ondernemersbelangen te behartigen?

“Haha, zeker niet! Maar er is natuurlijk in de sollicitatieprocedure wel over gesproken. Ik ben al negen jaar weg, maar volgens velen ben ik nog altijd van de vakbond. Terwijl ik geen standaard bondsvoorzitter was. Ik was ‘een moeilijke’ bij onderhandelingen, maar vond en vind dat je samen vóór de sector staat. Ik ben niet het type dat met de vuist op tafel slaat, maar ga in overleg omdat daarmee het gezamenlijk belang meestal het beste wordt gediend. Ruzie maken kan tenslotte altijd nog. NOA heeft denk ik iemand nodig die zorgt dat het ‘wij-gevoel’ weer terugkomt en dat we samen vooruitkomen; dát is wat telt! Van huis uit ben ik van de inhoud, maar ik heb ook geleerd dat de kortste weg van A naar B niet altijd een rechte lijn is. Daarom werk ik als voorzitter met oog voor proces en mens en probeer ik altijd de relaties met mensen goed te houden, overigens niet ten koste van alles.”

Je bent aangesteld als onafhankelijk voorzitter; wat vind je daar het voordeel van?

“Zowel voor een voorzitter die uit de club zelf wordt gekozen als voor een voorzitter van buiten valt iets te zeggen. Belangrijker is denk ik wie je bent en wat je doet. Ik mag dan de titel onafhankelijk voorzitter hebben gekregen, omdat ik zelf geen afbouwbedrijf heb, ik ben absoluut géén buitenstaander. Ik ben oprecht betrokken, heel benaderbaar en een échte belangenbehartiger. Ik kom niet als professioneel voorzitter een kunstje doen. Ik hoor erbij en ben van NOA.”

Tijdens de ledenvergadering gaf je aan dat je proeft dat de NOA-familie toe is aan hereniging, verbinding en stappen vooruit. Hoe ga je dat realiseren?

“NOA is afgelopen periode druk met zichzelf geweest. Te druk. En de buitenwereld draaide op volle toeren door. Allerlei ontwikkelingen dachten natuurlijk niet: ‘Oh, daar zijn ze druk, dan wachten wij ook wel even.’ Dus ik denk dat we nu wel weer stappen moeten gaan zetten om in onze eigen sectoren, in de totale bouwkolom, maar ook richting het onderwijsveld en de politiek bijvoorbeeld een steviger positie te claimen. Een positie die past bij NOA. Dat lukt natuurlijk alleen als we eendracht uitstralen en onze organisatie intern op orde hebben. Volgens mij is nu het moment om samen te zeggen dat we verder willen, kunnen èn moeten. De aanstaande verhuizing van NOA wordt een mooi moment om die gedachte te verankeren en als punt te markeren dat iedereen achter zich laat wat gebeurd is. Dat we allemaal vooruit kijken en samen de prachtige afbouwbranche nòg beter op de kaart zetten.”

Waarom is die NOA-familie, waarover je spreekt, zo belangrijk?

Tijdens mijn FNV-periode, maar ook daarna als politicus, had ik natuurlijk al meermaals contact met NOA. Ik zag toen al dat NOA een stevige onderhandelaar bij cao-besprekingen is en een brancheorganisatie die op de Haagse Kamerdeuren staat te rammelen om de problemen, standpunten en oplossingen van haar achterban helder te maken. NOA stond en staat bekend als een sterke club waar afspraken mee te maken zijn. Aangesloten ondernemers willen goed voor hun medewerkers zorgen en durven ook hardop te zeggen ‘dat ze zonder hun mensen niks zijn’. NOA heeft een hoog wij-gehalte en dat moet zeker gekoesterd worden. Het is een kracht waar we heel ver mee kunnen komen!”

Wat zijn de kansen en bedreigingen voor NOA?

“Samen optrekken is echt van meerwaarde. Wat dat betreft, kunnen we zeker nog een stap zetten bij de groep ondernemers die nog niet tot NOA is toegetreden. Laten zien wat we doen en wat we voor afbouwprofessionals betekenen. En ook de aspecten die ik eerder al aanhaalde zijn erg belangrijk: ieder lid dat ik tot nu toe sprak, worstelt met het vraagstuk om voor de toekomst het vakmanschap in zijn of haar onderneming te behouden. Waar vinden we al die jongeren, die ons ambacht willen leren? Hoe overtuigen we hun ouders dat de afbouw écht een goede sector is waar je kinderen carrière kunnen maken door te doen waar ze gelukkig van worden: met hun handen hele mooie dingen maken! Er is meer dan poen en pensioen, dat geldt voor werknemers én werkgevers. Imago en instroom zijn overigens voor de gehele bouwkolom een uitdaging, evenals innovatie. Innovatie is écht een kans, al voelt het soms als een bedreiging. Want innovatieve werkwijzen zijn prachtig, maar worden spannend als het om het veranderen van het ambacht gaat. Desalniettemin denk ik dat je er beter bij kunt zitten, dan dat je het je als sector laat overkomen. Met je rug naar de werkelijkheid en je hakken in het zand kom je nou eenmaal niet verder!”

Hoe ga je als nieuwe voorzitter van NOA verrassen?

“Verrassen… nou, ik ben gewoon wie ik ben?! En ik hoop dat ik de successen van de sector kan laten zien. Ik wil het gezicht zijn voor ‘binnen’ én het boegbeeld voor ‘buiten’. Dat we gezamenlijk trots kunnen zijn op onze sectoren en wie we zijn. Ik vind het de taak van NOA om iets verder te kijken dan de ondernemer zelf. Voor het collectief en voor individuele leden. Maar dat is niet verrassend, dat is gewoon noodzakelijk.”